De Hoge Raad heeft geoordeeld dat artikel 20 Pensioenwet voor werkgever AFM niet in de weg staat aan wijziging van de onvoorwaardelijke toeslagverlening in een voorwaardelijke toeslag. Wel moet AFM voor die voor de werknemers nadelige wijziging nog wel een zwaarwichtig belang aantonen.
Eenzijdige wijziging van een pensioenregeling
In deze zaak heeft AFM met instemming van de ondernemingsraad de pensioenregeling gewijzigd. Die instemming bindt, zoals bekend, niet de individuele werknemers. Een aantal werknemers van AFM verzet tegen zich dan ook tegen die wijziging, waarbij een onvoorwaardelijke toeslag werd ingeruild voor een voorwaardelijke toeslag. AFM kon zich daarbij beroepen op een eenzijdig wijzigingsbeding in de arbeidsovereenkomst (ex artikel 7:613 BW) dan wel op een specifiek wijzigingsbeding in de pensioenregeling (ex artikel 19 Pw, dat geënt is op dat artikel 7:613 BW). Overigens, in de Wet toekomst pensioenen (WTP) zal expliciet worden gemaakt dat artikel 19 Pw het óók mogelijk maakt om de pensioenregeling voor postactieven, zoals gepensioneerden, te wijzigen.
Ter zijde: als een werkgever geen eenzijdig (pensioen)wijzigingsbeding zou hebben opgenomen, dan kan een werkgever zich beroepen op artikel 7:611 BW en het zogeheten Stoof/Mammoet-arrest om tóch een arbeidsvoorwaarde, zoals pensioen, (eenzijdig) te wijzigen. Uit het IFF-arrest van de Hoge Raad van eind 2022 kan worden opgemaakt dat bij al die wijzigingsroutes materieel gezien sprake is van een zelfde te maken afweging van belangen van werkgever en werknemer bij de wijziging en dat de lat voor wijziging in feite even hoog ligt.
Reikwijdte wijzigingsverbod van artikel 20 Pw
Artikel 20 PW bepaalt dat een wijziging van de pensioenovereenkomst de tot het tijdstip van die wijziging opgebouwde pensioenaanspraken niet aantast, behoudens enkele uitzonderingen. De Hoge Raad oordeelt over de reikwijdte van dit artikel, dat dus een bescherming beoogt van opgebouwde pensioenrechten, ten aanzien van toeslagverlening.
Soms kan een onvoorwaardelijk recht op toeslagverlening tóch worden aangetast, aldus de Hoge Raad die twee varianten onderscheidt:
(i) een absoluut onvoorwaardelijke toeslag, waarop het wijzigingsverbod van artikel 20 Pw volledig van toepassing is – wijziging ten nadele van de deelnemer mag dus niet;
(ii) een onvoorwaardelijke toeslag met een voorwaardelijk element, zoals het zijn van deelnemer. Dit betekent dus dat het pensioenreglement bepaalt dat de opgebouwde pensioenaanspraken onvoorwaardelijk worden geïndexeerd, maar alleen zolang de werknemer in dienst is; nadien geldt een voorwaardelijk recht op indexatie over het opgebouwde pensioen.
Geen échte onvoorwaardelijke toeslag
De Hoge Raad ziet deze situatie onder II niet als een échte onvoorwaardelijke toeslag in de zin van artikel 20 Pw. Dus is het wijzigingsverbod niet op die situatie van toepassing aldus de Hoge Raad. Anders gezegd: in die situatie is het wijzigen van een zogenaamde onvoorwaardelijke toeslag in een voorwaardelijke toeslag voor reeds opgebouwd pensioen wél mogelijk. Daarbij is voor de Hoge Raad doorslaggevend dat er in die 2e situatie geen verplichting is tot voorafgaande financiering van de toeslagvergoeding, dus geen verplichting tot het verplicht afzonderen of hebben moeten afzonderen van vermogen daartoe.
Beperkte bescherming artikel 20 Pensioenwet
Voor deelnemerrs aan een pensioenregeling, waarover deze procedure ging, geldt de bescherming van artikel 20 PW dus alleen bij reeds verplicht afgezonderd vermogen of vermogen dat had moeten worden afgezonderd. In die gevallen kan een werkgever opgebouwde pensioenaanspraken dus absoluut niet wijzigen. Buiten die gevallen, zoals aan de orde bij AFM, wel. Althans, dan geldt het wijzigingsverbod van artikel 20 Pw niet, maar nog steeds moet de werkgever bij een wijziging of afschaffing van de toeslagverlening voorafgaande instemming van de OR hebben en voldoen aan de strenge eisen van eenzijdige wijziging vanuit artikel 7:613/7:611 BW of artikel 19 Pw.
Afronding
Dus: vaste verhogingen van pensioen tijdens het dienstverband (toeslagen/indexatie genoemd) vallen niet onder het wijzigingsverbod van artikel 20 Pw voor zover daarvoor nog geen betalingen (voorzieningen) hebben hoeven plaatsvinden. Uit dit arrest volgt dus dat een recht op onvoorwaardelijke indexatie van pensioen van deelnemers kan worden gewijzigd, mits óók voldaan is aan de vereisten voor eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden.
Meer informatie
Heeft u juridische vragen of wilt u meer informatie? Neem dan direct contact met ons op.