25 maart 2025
Regresvorderingen in de WHOA
De Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) biedt ondernemingen in financiële moeilijkheden de mogelijkheid om buiten faillissement tot een akkoord met schuldeisers te komen.
Lees meer
9 december 2015
In mijn eerdere blogs voor GMW advocaten besteedde ik aandacht aan de enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer (OK).
Die procedure geeft de mogelijkheid om een impasse binnen een vennootschap te doorbreken door bijvoorbeeld een nieuwe bestuurder of een tijdelijke beheerder van aandelen aan te stellen. In de zaak die ik hier bespreek stelde de OK vast dat de verstoorde verhoudingen weliswaar nog niet tot een impasse hadden geleid, maar dat er toch redenen waren om een externe partij als commissaris te benoemen.
ABP (voorheen AGP Dynamics B.V.) wordt op 19 september 2007 opgericht. Het bedrijf houdt zich bezig met advisering en dienstverlening op het gebied van informatietechnologie en automatisering. Aandeelhouders zijn OCAT B.V. (10%), Bart-Its B.V. (40%) en AGP Group B.V. (50%). Deze partijen sluiten in november 2007 een aandeelhoudersovereenkomst met elkaar. Barts-Its en AGP Group zijn bij de oprichting tot bestuurder van ABP benoemd. OCAT en ABP hebben kort na oprichting een managementovereenkomst gesloten op grond waarvan OCAT als directeur de dagelijkse leiding van ABP heeft. OCAT wordt echter niet als bestuurder ingeschreven. AGP Group verkoopt haar aandelen per 16 juni 2010 aan Barts-Its (heeft dan 60%) en OCAT (heeft dan 40%) en is daarna geen bestuurder meer. Kort daarna wordt Acadon naast Bart-Its tot bestuurder benoemd (van 1 juli 2010 tot uiteindelijk 30 december 2014). In september 2013 verslechteren de verhoudingen tussen partijen dusdanig dat ABP bij brief van 27 december 2013 de managementovereenkomst met OCAT opzegt. OCAT pikt dit niet, roept ABP op de opzeggingen ongedaan te maken en houdt zich beschikbaar voor het verrichten van de werkzaamheden. Daarna gebeurt er een tijdje niets totdat OCAT (althans haar directeur) zich op het kantoor van ABP meldt en vaststelt dat hij geen toegang meer heeft tot de systemen van ABP. De boel escaleert daarna op persoonlijk niveau (de ene bestuurder/aandeelhouder zou met zijn tas tegen de rijdende auto van de andere hebben geraakt, over en weer wordt kwade opzet verondersteld), zodanig dat de politie er zelfs aan te pas moet komen.
OCAT wendt zich vervolgens tot de OK. Zij vraagt onmiddellijke voorzieningen met als grondslag dat er gegronde redenen zijn om aan het juiste beleid van ABP te twijfelen: er is buiten OCAT om een bestuurder (Acadon) benoemd, het personeel is door bestuurder Bart-Its betrokken bij het conflict, OCAT wordt uitgerookt als minderheidsaandeelhouder en wordt informatie onthouden, etc. ABP, Bart-Its en Acadon voeren verweer.
De OK stelt dat de benoeming van Acadon tot bestuurder afkeurenswaardig is geweest (is er grote onduidelijkheid over formele karakter van de benoeming en over de vraag of er feitelijk wel invulling aan het bestuurderschap is gegeven). Verder is het de OK duidelijk dat er sprake is van verstoorde verhoudingen tussen OCAT en Bart-Its, met vele verwijten over en weer. Hoewel die verstoring niet leidt tot een patstelling binnen het bestuur of de vergadering van aandeelhouders van ABP, legt het wel een groot beslag op de bedrijfsvoering van ABP. Dat heeft negatieve gevolgen voor de vennootschap, waaronder onrust en vertrek van werknemers, klanten en beoogde investeerders: ”Allerminst is uitgesloten dat door deze verstoorde verhouding de continuïteit van ABP in gevaar zal komen”. Om die redenen (de overige bezwaren van OCAT laat de OK onbesproken) acht de OK het in verband met de toestand van de vennootschap noodzakelijk om bij wijze van onmiddellijke voorziening een commissaris van ABP te benoemen (al dan niet in afwijking van de statuten). Die commissaris heeft als taak te kijken of de geschillen tussen partijen kunnen worden opgelost door een minnelijke regeling. De OK gelast wel een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van ABP en bepaalt dat het onderzoek vooralsnog niet dient te worden begonnen, zodat kan worden bekeken of met de te treffen onmiddellijke voorziening een eind kan worden gemaakt aan de onwenselijke toestand.
In een OK-procedure staat het belang van de vennootschap centraal. Zo ook in deze zaak. De OK meent dat de vennootschap in dit stadium gebaat is bij een commissaris die, voordat het onderzoek naar het beleid van ABP wordt aangevangen, moet kijken of er geen minnelijke regeling tussen partijen tot stand kan komen. Hoewel die maatregel niet was gevraagd door betrokken partijen, achtte de OK deze wel in het belang van de vennootschap. Zonder kennis van de onderliggende stukken lijkt mij dat een wijs besluit.