Toezichthouder DNB moet ervoor zorgen dat deelnemers persoonlijk en deugdelijk geïnformeerd worden bij een overgang van rechten en plichten. Zo luidt het vonnis. Dit vonnis kan voor pensioenuitvoerders maar ook voor de nieuwe pensioenwet, grote gevolgen hebben.
Huidige wetgeving
Op grond van artikel 3:119, eerste lid, van de Wet Financieel Toezicht (Wft) geeft DNB opdracht aan een levensverzekeraar om van een overdracht van pensioen mededeling te doen in de Staatscourant en op andere door DNB te bepalen wijze. Daarbij doet DNB mededeling van de termijn waarbinnen de betrokken polishouders zich bij DNB schriftelijk tegen de overgang kunnen verzetten. Op grond van het tweede lid van dit artikel verleent DNB geen instemming indien een vierde of meer van de polishouders zich binnen deze termijn tegen de voorgenomen portefeuilleovergang heeft verzet.
Belang polishouders?
De rechtbank is van oordeel dat men ‘op andere door DNB te bepalen wijze’ moet lezen als ‘op andere door DNB in het belang van de polishouders te bepalen wijze’. Dit oordeel is gebaseerd op grond van de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 3:119, eerste lid, van de Wft. Hieruit volgt dat DNB niet geheel naar eigen inzicht kan bepalen op welke (andere) wijze de levensverzekeraar van de voorgenomen portefeuilleovergang mededeling moet doen, maar daarbij te allen tijde het belang van de polishouders voor ogen moet houden.
Niet deugdelijk geïnformeerd
De rechtbank overweegt dat DNB met de opdracht aan de levensverzekeraars (Optas/Aegon) om van de voorgenomen waardeoverdracht mededeling te doen in de Staatscourant en in drie landelijke dagbladen ‘onvoldoende oog (heeft) gehad voor het belang van de polishouders en dus een onjuiste toepassing heeft gegeven aan artikel 3:119, eerste lid, van de Wft’.
Zo overweegt de rechtbank:
“Met eisers is de rechtbank van oordeel dat de polishouders, voor zover deze mededeling hen al heeft bereikt, hiermee niet deugdelijk zijn geïnformeerd over de voorgenomen portefeuilleovergang”.
Gevolgen invaren
Alhoewel dit dus een norm uit de Wft betreft, kan dit ook voor pensioenfondsen relevant zijn. De zogenoemde ‘reflexwerking’ van zorgplichtnormen uit het financiële recht, zoals deugdelijke informatie kan ook in het pensioenrecht gelden. Bovendien heeft de uitspraak mogelijk grote consequenties voor het invaren. Dit is het veranderen en omzetten van bestaande pensioenen in het nieuwe stelsel. Indien pensioenfondsen deelnemers persoonlijk op de hoogte moeten stellen van ingrijpende veranderingen van hun pensioen – wordt het invaren nagenoeg onmogelijk.
Tot slot
Naar de huidige stand van zaken worden bepaalde pensioendeelnemers anders behandeld dan de normale consument in het financiële recht. Denk hier bijvoorbeeld aan pensioendeelnemers van verplichte bedrijfstakpensioenfondsen. Dit is niet langer te rechtvaardigen. De grote mate van rechtsbescherming die deze terecht geniet, zou eveneens moeten gelden voor de pensioendeelnemers. ‘Collectiviteit’ en ‘solidariteit’ als rechtvaardiging voor de uitzonderingspositie van pensioenfondsen zijn, lijkt ons, uitgewerkt. Het is in die zin onbegrijpelijk dat het individueel bezwaarrecht bij invaren wordt geschrapt.
https://linkeddata.overheid.nl/front/portal/document-viewer?ext-id=ECLI:NL:RBROT:2023:915
Meer informatie
Wilt u juridisch advies? Of heeft u andere pensioen-gerelateerde vragen? Neem dan contact met ons op. Onze experts staan voor u klaar.