In de meeste gevallen vloeit zo’n verzoek voort uit een impasse tussen aandeelhouders en/of bestuurders van een vennootschap. De Ondernemingskamer kan zo’n impasse doorbreken door onmiddellijke tijdelijke voorzieningen te treffen, zoals het schorsen van bestaande bestuurders, het ontnemen van stemrecht aan aandeelhouders en/of het aanstellen van een nieuwe bestuurder die orde op zaken stelt. Er zijn echter grenzen aan de ontvankelijkheid van een bij de Ondernemingskamer in te dienen verzoek. Dat werd recent nog weer eens duidelijk.
Casus
Enkele aandeelhouders van Ambient B.V. hebben zich eind november 2014 tot de Ondernemingskamer gewend met een enquêteverzoek inhoudende dat zij ‘gegronde redenen hadden om te twijfelen aan het juiste beleid van Ambient”. Ambient is een kleine investeringsmaatschappij. De verzoekers vonden dat er sprake was geweest van ernstige belangenverstrengeling, misleiding en mismanagement, doordat zij van het bestuur geen financiële informatie kregen over Ambient, besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders niet of anders werden uitgevoerd door het bestuur, jaarrekeningen niet werden vastgesteld, etc. Ter zitting (29 januari 2015) lieten de verzoekers weten dat de situatie rond Ambient inmiddels grotendeels door hen in kaart was gebracht en dat het onderzoek wat hen betreft beperkt kon blijven tot onderzoek naar een specifieke periode. Zij voerden aan dat aan de bestuurder van de aandeelhouders verstrekte informatie achteraf niet bleek te kloppen en wilden dat de gang van zaken op dit punt nog werd onderzocht.
Ondernemingskamer
De Ondernemingskamer stelt in haar arrest vast dat een deel van het verzoek niet meer aan de orde is omdat verzoekers daarover kennelijk duidelijkheid hebben gekregen. Het resterend bezwaar van verzoekers, aldus de Ondernemingskamer, heeft betrekking op de wijze waarop de bestuurder van de aandeelhouders ertoe is bewogen te investeren in Ambient, meer in het bijzonder op het door Ambient gehanteerde investeringsmemorandum dat in ieder geval op onderdelen onjuiste informatie bevatte. Dat bezwaar heeft echter betrekking op gebeurtenissen in een periode waarin de verzoekers nog geen aandeelhouders waren. Bovendien gaat om de belangen van verzoekers daar waar in een enquêteprocedure de belangen van de vennootschap (in dit geval Ambient) centraal staan. Feitelijk beogen verzoekers met de verzochte enquête, aldus de Ondernemingskamer, dat onderzoek wordt gedaan naar een zuiver vermogensrechtelijk geschil tussen de (bestuurder van de) aandeelhouders enerzijds en Ambient en haar toenmalige bestuurders en aandeelhouders anderzijds. Zo’n verzoek valt, aldus de Ondernemingskamer, buiten de reikwijdte van de enquêteprocedure en is daarom niet toewijsbaar.
Lessen?
Omdat de door betrokkenen ingediende processtukken niet beschikbaar zijn, is het lastig aan deze uitspraak vergaande conclusies te verbinden. Feit is dat de Ondernemingskamer al vaker heeft aangegeven zich niet te lenen voor onderzoek ten behoeve van vermogensconflicten. In dat licht hadden de aandeelhouders er wellicht beter aan gedaan het verzoek reeds voor behandeling in te trekken. Een groot deel van de geëiste duidelijkheid was tenslotte al verkregen. Of de personen achter Ambient bewust voorafgaand aan de behandeling van het verzoekschrift alsnog nadere informatie hebben verstrekt, teneinde zo het verzoek te frustreren, kan niet uit de uitspraak worden afgeleid. Maar in elk geval heeft een en ander wel dat effect gehad.