15 mei 2018

Arbeidsverleden telt niet altijd mee

Door Godelijn Boonman

De Hoge Raad heeft verduidelijkt wanneer er sprake is van opvolgend werkgeverschap, wat een rol kan spelen bij de ketenregeling of het berekenen van de hoogte van de transitievergoeding.

Met de invoering van de Wet werk en zekerheid (WWZ) zijn de voorwaarden voor opvolgend werkgeverschap sinds 1 juli 2015 gewijzigd. De Hoge Raad heeft bepaald dat werkgeverswisselingen die plaatsvonden vóór 1 juli 2015, moeten worden beoordeeld aan de hand van het oude recht en het destijds geldende ‘zodanige banden’-criterium.

In de uitspraak van de Hoge Raad draaide het om een werknemer in dienst van een materiaalproducent die in 2014 failliet ging. Een deel van de organisatie maakte een doorstart. Daarbij werd de werknemer op 10 juni 2014 weer in dienst genomen door de doorstarter op basis van tijdelijke contracten voor een totale duur van vijftien maanden. Toen de financiële resultaten tegenvielen, werd zijn arbeidsovereenkomst per 10 september 2015 niet verlengd. Daarop verzocht de werknemer de rechter om de doorstarter te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 75.000. Volgens de werknemer was er juridisch sprake van opvolgend werkgeverschap. Als gevolg daarvan zou de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd op basis van de ketenregeling zijn omgezet in een contract voor onbepaalde tijd. Bovendien moest het arbeidsverleden bij de failliete werkgever worden meegewogen bij het berekenen van de transitievergoeding.

Criterium

De Hoge Raad oordeelde dat bij het toepassen van de ketenregeling in het geval van werkgeverswisselingen die plaatsvonden voor 1 juli 2015, ook het destijds geldende recht, inclusief het ‘zodanige banden’-criterium, moet worden toegepast (zie kader hieronder). Volgens dit criterium moet de werkgever inzicht kunnen hebben in het functioneren van de werknemer om als opvolgend werkgever te worden aangemerkt. Verder gaf de Hoge Raad aan dat de wettelijke omschrijving van het opvolgend werkgeverschap voor de ketenregeling en de transitievergoeding identiek is en dus hetzelfde moeten worden beoordeeld. Dit betekent dat werkgeverswisselingen die hebben plaatsgevonden voor 1 juli 2015 voor de transitievergoeding ook beoordeeld moeten worden aan de hand van het ‘zodanige banden’-criterium.

Berekening

Heeft uw organisatie voor 1 juli 2015 werknemers overgenomen vanuit een doorstart of bijvoorbeeld concessie, dan telt het arbeidsverleden van deze werknemers bij hun vorige werkgever (meestal) niet mee bij de berekening van de transitievergoeding. In de meeste gevallen zal het ‘zodanig banden’-criterium namelijk niet van toepassing zijn. Uw organisatie is in dat geval geen opvolgend werkgever. Bij ontslag zal de transitievergoeding alleen verschuldigd zijn over de periode dat de werknemer daadwerkelijk bij uw organisatie in dienst is geweest. Heeft u een vraag over dit onderwerp dan kunt u vanzelfsprekend contact met mij opnemen.

Dit artikel verscheen eerder in Rendement.

Hoge Raad, 17 november 2017, ECLI(verkort): 2905.

 

Godelijn Boonman

Godelijn Boonman

Advocaat/partner

Godelijn Boonman richt zich al meer dan 25 jaar volledig op arbeidsrecht, waarbij internationaal arbeidsrecht in haar praktijk een steeds grotere rol is gaan spelen.

Gerelateerde blogs

8 juli 2024

Oei-foei-doei-beleid

In personeelshandboeken kom ik regelmatig tegen dat een derde waarschuwing, automatisch leidt tot ontslag op staande voet. In terminologie van honkbal heet dit wel een three strikes you’re out beleid. Een werkgever uit Eindhoven noemde dit een oei-foei-doei-beleid.

Lees meer

1 juli 2024

Ernstig verwijtbaar handelen door werkgever wegens schending re-integratieverplichtingen

De werkgever kan de rechter verzoeken om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van een verstoorde arbeidsverhouding.

Lees meer

26 juni 2024

Oprichting en erkenning ondernemingsraad afdwingen

Bijna één derde van de ondernemingen met meer dan 50 werknemers heeft geen ondernemingsraad (OR).

Lees meer