3 december 2024
Instemmingsrecht ondernemingsraad in concernverband
De ondernemingsraad heeft wettelijk instemmingsrecht bij een door de ondernemer voorgenomen wijziging van een beloningssysteem.
Lees meer
5 januari 2016
Voor veel ondernemingen een onaangename verrassing: een brief, of zelfs dwangbevel, ontvangen van een pensioenfonds met de mededeling dat deelname aan dat pensioenfonds verplicht is.
Met het verzoek pensioenpremie af te dragen (voor verleden, heden en toekomst) aan het verplichte pensioenfonds, terwijl de ondernemer al een eigen pensioenregeling heeft. Onder andere Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten (StiPP), het verplicht gestelde pensioenfonds voor de uitzendbranche, is actief op zoek naar ondernemingen die zich bezig houden met uitzending en detachering van werknemers.
Care 4 Care (C4C) is één van de ondernemingen waar StiPP haar pijlen op richt. Over de vraag óf C4C vanwege haar detacheringsactiviteiten verplicht is tot deelname aan dat pensioenfonds loopt een civiele procedure. Het Gerechtshof Amsterdam heeft daar op 28 oktober 2014 een interessante juridische uitspraak over gedaan. Die komt er kortweg op neer dat het feit dat C4C personeel aan derden beschikbaar stelt zonder dat zij een allocatiefunctie heeft, er niet aan af doet dat C4C onder de definitie van uitzendonderneming valt. C4C moet dus verplicht deelnemen, en premie betalen voor haar personeel aan StiPP. C4C en StiPP én vele andere (vermeende) uitzend- en detacheringsbedrijven zijn nu in afwachting van de vraag of de Hoge Raad dit oordeel van het hof deelt.
Intussen heeft C4C een andere slag tegen StiPP definitief verloren. C4C had namelijk bij de bestuursrechter gevraagd om een vrijstelling van verplichte deelname aan StiPP, voor zover er “überhaupt” een verplichte deelname voor haar bestaat. Dus in feite een voorwaardelijk verzoek om vrijstelling, in afwachting van hoe de civiele rechter definitief oordeelt. C4C had om vrijstelling gevraagd vanwege de hiervoor genoemde eigen verzekerde pensioenregeling. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (Cbb) heeft op 16 december 2015 geoordeeld dat C4C geen beroep toekomt op vrijstelling op basis van het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf2000.
Zo’n vrijstelling wordt alleen verleend als de werkgever al zes maanden vóór de aanvraag tot verplichtingstelling, een eigen pensioenregeling heeft. De aanvraag door StiPP voor de verplichtstelling was gedaan in 1998, en pas door de Minister per 1 januari 2004. In 2011 had C4C om vrijstelling gevraagd, waarin zij had aangegeven sinds 2002 een eigen pensioenregeling te hebben. Het Cbb houdt vast aan de strikte wetstekst. Hoewel de eigen pensioenregeling al bestond vóór de verplichtingstelling, en het traject tot verplichtingstelling wel lang heeft geduurd (5 jaar), staat vast dat C4C niet al voor 1998 een eigen pensioenregeling had. Dus C4C krijgt géén vrijstelling van de – eventuele – verplichte deelname aan pensioenfonds StiPP.
Procederen over verplichte deelname aan een pensioenregeling is vaak schaken op verschillende borden. Voor de vraag of een onderneming verplicht moet deelnemen aan een pensioenregeling, moet worden geprocedeerd bij de civiele rechter. En voor de vraag of een onderneming in aanmerking komt voor vrijstelling van een – eventuele – verplichte deelname, moet bij de bestuursrechter worden geprocedeerd. De uitspraak bevestigt nog eens het belang voor een ondernemer om bij oprichting van het bedrijf, en ook bij uitbreiding van bedrijfsactiviteiten en overnames, goed na te gaan of de bedrijfsactiviteiten onder een verplichte pensioenregeling vallen. Dat kan dubbele pensioenpremies, en vooral procedures bij verschillende rechters voorkomen.